Op de Middelstegracht staat een echt origineel wevershuisje. Hier is het museum Het Leids Wevershuis gevestigd. In de voorkamer, tegen de ramen aan, staat een groot, oud weefgetouw, waarop vrijwilligster Anneke Fennema druk bezig is met een kleurrijk ontwerp.
Wat maakt jouw ambacht zo bijzonder?
Het is bijzonder dat het een ambacht is dat enerzijds eeuwen oud is en anderzijds over de hele wereld vertegenwoordigd. Terwijl het eigenlijk overal dezelfde techniek is door de tijd heen. Dat is een soort van fascinerend raadsel, het idee van draden met elkaar verbinden om stof te maken. Door deze eerst te scheiden in lengtedraden (scheringdraden) en die daarna te verbinden door een inslagdraad. Dat is wat het weven samenvat. Egyptenaren konden al weven, op dezelfde manier zoals nu.
Waar je ook komt, mensen maken op die manier stof. Het principe is nog altijd hetzelfde. Er zijn natuurlijk wel technische ontwikkelingen, maar het principe is niet veranderd. De technische kant van het weven heeft meerdere facetten. Het weefgetouw bestaat uit een heleboel onderdelen. Die moet je leren kennen en gebruiken. Er zitten veel handelingen bij die je veel herhaalt en die niet per se leuk zijn. Mechanisatie maakt het effectiever als je de herhalende handelingen aan de machine overdraagt. Maar voor mij is het ambacht daarmee wel een beetje uit het zicht geraakt. Het ambacht is toch wel dat je met je handen, voeten en je hoofd vanuit draadjes een stof creëert, op een getouw. Dat heeft iets magisch, om te zien dat je alleen maar draad hebt en daar komt een lap stof uit.
In de jaren ‘70 kwam weven vooral als hobby op voor vrouwen. Mensen vonden het weer leuk om iets met hun handen te doen. Toen had ik al door, dat ik weven mateloos interessant vind. Ik deed al veel met stoffen, maakte m’n eigen kleren en dacht; je zult toch maar je eigen stoffen kunnen maken. Maar ik zag ook wel dat het intensief werk was. In de jaren ‘90, zat ik zonder werk en dacht: dit is het moment om dat weven op te pakken. Iemand kon mij het getouw lenen en de eerste beginselen bijbrengen. Toen was ik meteen verkocht.
Eigenlijk ben ik heel kunstzinnig bezig, dat is voor mij ook belangrijk. Ik werk niet volgens een plan, maar al doende komt het weven tot stand en ben ik aan het ontwerpen. Weven is in wezen toegepaste kunst en dat stimuleert mij enorm. Aan de ene kant de draadjes en aan de andere kant de kleur en het patroon. Uiteindelijk kwam het Wevershuis op mijn pad en dat is een soort roeping geworden. Ik kan in het Wevershuis weven (theedoeken), m’n thuisgemaakte sjaals verkopen en de hele organisatie van het wevershuis regelen. Dit is mijn weefbestemming.
Zit er toekomst in jouw ambacht?
Er blijven ontwikkelingen komen, hobby weefsters gebruiken ook de computer. Op verschillende niveaus en manieren. Voor mij zelf is het ook zo’n ontwikkeling waarvan ik denk: je drijft een beetje af van de oorsprong en van wat ik ambachtelijk noem. Omdat ik bij ambachten toch het idee heb dat je het met je handen, voet en hoofd doet. Dat zijn je hulpmiddelen. Daar kan je patroon technisch de meest prachtige dingen mee bereiken.
Weven heeft zeker toekomst, maar wel in een andere vorm. Los van de computer heeft het kunstaspect ook heel sterk toekomst. Ten opzichte van de jaren ‘70 zijn er – zelfs voor de introductie van de computer – ontwikkelingen geweest. Toen werd er nog met hele dikke draden gewerkt en dacht men dat je gek was als je met dunne draden ging weven. Dat kon toen nog niet. Sjaals van dik en grof materiaal dat is niks, maar met die hele fijne draden kun je patronen maken. Waardoor mensen veel meer richting kunst gaan. Dat is niet voor iedereen weggelegd, dan moet je echt een kunstenaar zijn die dat met weven verbindt.
Nieuwe dingen ontwikkelingen vind ik ook belangrijk. Nieuwe boekstructuren. Je denkt dat alles is al bedacht maar kijk dit bijvoorbeeld, dat heeft een collega bedacht. Het is een soort blokboekje wat je voor kinderen koopt. De rug is bedekt met een constructie die als een dubbel paneel weg klapt zodra je het boekje opent, schitterend en functioneel. Een boek moet goed open kunnen liggen, dat vind ik een voorwaarde en tevens intrigerend, want het ziet er vaak zo bedrieglijk eenvoudig uit!
We vormen met de professionele handboekbinders een vereniging (VNH). Twintig jaar geleden waren we met 85 leden, nu nog maar 20. De wat grotere binderijen vinden niet altijd een opvolger, die stoppen er dan mee. De eenpitters doen het goed. We blijven gewoon doorgaan. Mensen zeggen wel eens ‘dat boeken gaan verdwijnen’, maar daar geloven wij niets van.
Wat is het meest bijzondere dat je ooit hebt (mee)gemaakt?
Wij maken hier theedoeken van mooie katoenen garens. Gewoon met de ouderwetse platbinding, zoals in 1500-1600 ook geweven werd, toen om van linnen garens lakens en stof voor ondergoed te weven. Technisch doen we dat hetzelfde, alleen gebruiken wij kleuren. Op zo’n manier dat we met de kleuren ook patronen maken. Die theedoeken zijn allemaal anders. Per theedoek maken we een ontwerp voor de inslagdraden. Zodra er eentje af is komt er een nieuw ontwerp voor de volgende theedoek, zodat we vijftien jaar lang allemaal verschillende maken. Af en toe komen ze in de verkoop. Als we zo’n lange lap hebben gecreëerd dan zitten er een stuk of 15 theedoeken in.
We hadden een keer een serie hangen, vrij nieuw, zag er prachtig uit. Dat was met een schering die uit zwart/wit bestond, we hadden per theedoek een andere kleurcombinatie erin verwerkt. Er kwam een meneer uit Singapore, die vond ze zo fantastisch dat hij ze allemaal wilde hebben. Toen hadden wij zoiets van, ja dat kan niet.. een of twee kan, maar als hij ze allemaal neemt dan grijpen de andere allemaal mis. Per jaar maken we hooguit drie series, meestal maar twee. Maar het is ook jammer om zo iemand teleur te stellen. Dus ik heb hem gezegd: meneer, ik maak voor u een serie met dezelfde techniek en uitgangspunten, maar ik doe het extra en ik weet niet hoe lang ik erover doe. Het kan wel een jaar duren. Nou, dat vond hij goed. Ik heb een jaar lang theedoeken gemaakt en die zijn uiteindelijk naar Singapore gegaan. Ik wist niet waarom hij ze wilde hebben, het bleken cadeautjes te zijn voor z’n hele familie en ze zijn tot in Japan terechtgekomen.