Op een klein industrieterrein in Leiden Noord, verstopt tussen Groenoord en het spoor, zit draaiorgelbouwer Fabian Krul. Fabians vader was draaiorgelman, het draaiorgelvirus is hem met de paplepel ingegoten. Sinds 1875 is draaiorgelman een vak en in 2019 staat het op de lijst van immaterieel erfgoed. Als je Fabians werkplaats binnenstapt, maak je een tijdreis tussen de draaiorgels, poppen, muziekboeken, noem maar op!
Wat maakt jouw ambacht zo bijzonder?
Voor mij is het niet bijzonder, voor anderen wel. Als je de orgelman op straat ziet of hoort, dan zie je hem staan met een mansbusje en dan denk je: daar moet wat in. Dat verandert natuurlijk met de tijd want het is nu allemaal pinnen. Dat wat er achter schuil gaat, zoals het maken van muziekboeken (net het nummer In Spanje van Bassie en Adriaan), de reparatie, het leren, dat vinden ze bijzonder. Het is een nostalgisch vak, dat is wel speciaal, al heb ik dat zelf zo niet in de gaten. Als je hier binnen komt ga je wel terug in de tijd.
Leiden is altijd een orgelstad geweest, een echte arbeidersstad. Hier in Leiden waren zes grote families met draaiorgels. Van Putten, Van Zelst, Krul, er waren er veel. Na de oorlog zijn ze allemaal hier op straat gaan spelen. Kermis orgels kwamen uit Frankrijk. Hier in Nederland kon je die op straat gebruiken omdat de straten vlak zijn. Er aten twee gezinnen van. Twee draaiden met de hand en twee haalden geld op. Dat ging de hele dag zo door. Graatmager maar oersterk. Vroeger stond er nog een paard voor om de kar te trekken.
Nu heeft het een andere werking gekregen. Het is meer voor festiviteiten. Het plaatspelen doe ik nog wel, maar minder dan vroeger. Toen werkten de vrouwen niet, die waren thuis. Dan kon je geld ophalen. Tijdens Corona heb ik het goed gehad. Ik speelde op straat, de mensen waren blij en dankbaar dat je vrolijkheid op straat bracht, dat was wel heel leuk.
Zit er toekomst in jouw ambacht?
Ik doe nu alles zelf. Ik heb het van m’n vader geleerd en het zit wel een beetje in de familie. M’n zusje helpt mij veel als ze tijd heeft. Ik heb twee dochters die het ook leuk vinden. Er is een jongen hier – Robin – die gaat ook van jongs af aan mee. Je probeert ze op te leiden, zo hebben we er wel meer (leerlingen) gehad, maar ja. Je leidt ze op en wat moet je dan zeggen? Je maakt er voor jezelf een concurrent bij. Zeker als ze allemaal in dezelfde plaats zitten. Het is wel leuk dat je het vak doorgeeft aan de jongere generatie en dat het ambacht blijft bestaan. Ik heb er ook weinig moeite mee mensen op te leiden, maar soms denk ik er toch over na. Het is een hele kleine groep die dit doet. We gaan allemaal goed met elkaar om, maar toch zit je in dezelfde vijver te vissen. Die is niet zo groot. Vroeger lieten alle orgelbouwers helemaal niks zien, nu moet je delen. Maar zo zorg je ook wel dat het ambacht blijft bestaan voor de toekomst. Al is die wel op een andere manier. Niet zoals het vroeger was, met een centenbakkie in de rondte lopen. Vooral op festivals en evenementen. Zoals de Leidse draaiorgel dagen. Dat is leuk en blijft zeker bestaan.
Er zijn periodes dat draaiorgels populair zijn. Om de vijf jaar, net een golfbeweging. In Coronatijd was dat ook zo. Aan het begin hadden we 25 speelmomenten in de week. Daarna werd het weer veel minder. Je houdt er wel opdrachten aan over hoor, als het goed ontvangen is, dan kun je nog een keer terug. Of de muziek heeft afgezegd en dan is het de orgelman die ff inspringt.
Het draaiorgel bouw ik zelf vanaf het onderstel, dat maak ik ook zelf. Ik schilder, maak de muziekboeken, ik doe alles helemaal zelf. Echt vanaf 0 af aan. Al mijn orgels hebben alleen nog maar boeken. Ik zit hier best. Vroeger zaten we echt in de stad op de Oostdwarsgracht, daar hebben we altijd gewoond. En daarvoor net om de hoek bij de Langegracht, daar hadden we een plek voor het orgel. Al die orgels zaten vroeger in de binnenstad. Heel veel geschiedenis met Leiden.
Wat is het meest bijzondere dat je ooit hebt (mee)gemaakt?
Alles is leuk, ik heb wel eens hier bij het universiteitsgebouw in een kraan gehangen. Vijftig meter van de grond. Elk jaar sta ik een keer in Engeland op een groot orgelfestival, dan staan er 300 mensen voor. Daar doe je het wel voor. Het zijn bijzondere dingen, maar voor mij is het alweer gewoon.
Van de week heb ik nog bij de Russische ambassade gespeeld. Ik stond daar ’s morgens op verzoek van kunstenaar Teun Castelein uit Roelofarendsveen. Hij wilde een draaiorgel voor de deur van de Russische ambassade. Hij wilde zo steun betuigen voor Oekraïne, precies een jaar nadat de oorlog uitbrak. Ik heb gezegd, ok, ik doe het en heb een muziekboek van het Oekraïense volkslied gemaakt.
Ik heb m’n kenteken plaat eraf gehaald en gezegd, joh, de bekeuring is wel voor jou. Ik moet ook weer samenwerken met de politie op een bloemencorso en 3 oktober. Ik moet wel met ze door een deur kunnen. Dus als het problemen geeft, dan ben ik weg. Nou zegt die politie agent ’s ochtends na 10 minuten ‘jouw tijd zit er wel op he?’. Ik zeg nou dat is prima joh en we hebben nog een praatje gehouden. De gemeente Den Haag stond er heel welwillend tegenover. Als hij een vergunning had aangevraagd dan had hij hem ook gekregen om de hele dag te mogen blijven staan.
Maar het werd steeds leuker. Ik ben naar huis gereden en toen belde Teun weer: nu komen het ANP en de NOS! Ik zei ‘ik kom niet meer’, maar ik moest toch per se komen. Het is voor jou ook reclame. Dat kan natuurlijk twee kanten op gaan, reclame voor mij. Misschien staat straks de Russische geheime dienst wel aan m’n deur vanavond. Iedereen is wel pro Oekraïne dus ik zeg, als je nog een keer betaalt dan kom ik terug naar Den Haag. Dus ik weer daarheen en dat was echt indrukwekkend. De hele stoet demonstranten ging het volkslied meezingen. Dat was wel echt kippenvel. Ik mocht natuurlijk voor de deur van die ambassade blijven staan van de gemeente Den Haag, dat was echt heel bijzonder. En eerlijk is eerlijk, ’s avonds in het journaal zag je dat voorbij komen. Toen gingen ze allemaal bellen. Van Humberto tot Hilversum, de NOS, Op 1. Het was wereldnieuws. Ik kwam hier terug en toen zei m’n vrouw dat het al 7000x bekeken was op de socials. Die middag was het al 67.000x bekeken en daarna ging het naar 90.000x. Toen ik voor de tweede keer naar Den Haag ging stond de teller op 165.000x bekeken. Daarna nog op alle journaals. Bizar. En komende week is het weer wat rustiger. Bij zo’n ambassade is wel weer zo’n dingetje dat je op het lijstje erbij kan schrijven. Als je iedere dag doet wat je leuk vindt, dan werk je nooit.