Op het voormalige terrein van de fruitveiling in Leiden zit Instrumentmaker Marcel van Schie. Hier krijgt het woord werkplaats een nieuwe betekenis, want werkelijk elk plekje is in gebruik voor machines, instrumenten, opslag van materialen en vooral producten in ontwikkeling, prototypes en gemaakte producten. Over veel daarvan mogen we niet praten en al helemaal niet fotograferen, want de concurrenten kijken overal mee. Wat wel mag vertelt een zeer gedreven en vooral enthousiaste Marcel zelf.
Wat maakt jouw ambacht zo bijzonder?
Mijn buren Wilma, Bert en Godelieve zijn meer ambachtelijk en met handwerk bezig, waar ik juist meer met machines werk. Wel krijg ik af en toe vragen van ze of ik iets kan repareren of vervangen. Dan ben ik echt op het instrumentmakers vlak bezig, zeker in combinatie met hun ambachten. Soms krijg je stukken antiek in handen, waarvan onderdelen zijn versleten of er überhaupt niet meer zijn. Nieuw gemaakte onderdelen maak ik dan wat ouder. Het zijn oude technieken uit de instrumentmakers opleiding van de LIS, vooral toen er nog geen computergestuurde machines waren. Destijds maakte je alles nog met de hand op gewone machines, zoals op een draaibank en freesbank. Een paar van die oudere machines gebruik
ik nog. Het handmatige werk doe ik nog steeds, onder andere nog recentelijk voor de jachtbouw. Mijn oude messing vijlen van school liggen hier heel veilig in een laatje.
De technische ondersteuning van een instrumentmaker is vaak een reden waarom veel ontwerpers willen overleggen bij aanvang van een nieuw project. Die snappen dat het prettig is om vooraf nog iets aan te passen. Vaak is juist die ondersteuning voor nieuwe producten noodzakelijk, alleen al voor de juiste productietechniek en afwerkingen. Dan knutselen we wat en proberen we van alles en dan kom je ergens, hoop je. Of is er gewoon een leuk gesprek, met een soort brainstormsessie.
Die wisselwerking met opdrachtgevers vind ik prettig. Gelijkwaardigheid is wel een must, soms dwing ik die af. Ik wil graag nieuwe dingen doen, maar ik hou niet van hele lange projecten. Dit is voor een groot deel ook mijn hobby. Ook de wisselwerking met collega instrumentmakers in andere vakgebieden gaat prima. Een van mijn oud schoolgenoten heeft nu zijdelings een chocoladebedrijf. Hij is ondernemend en zeer kundig met malletjes maken voor het produceren van chocolade. En vlakbij zit een collega gespecialiseerd in cryogene technologie. Het is eigenlijk een grote familie, zo simpel is het.
Zit er toekomst in jouw ambacht?
Ja, voor mij wel, ik zal hopelijk nog lang mooie producten mogen maken. Maar de vraag is of jonge mensen dat nog op deze manier gaan doen. Jongeren duiken snel in de laptop met een 3D afbeelding en gaan dan direct naar de freesbank. Op zich is die techniek natuurlijk fantastisch, de efficiëntie is hoog. Daar is veel voor te zeggen, want we moeten wel klaar staan voor een veranderende wereld op technisch vlak.
Tijdens de Covid periode zagen we hoe afhankelijk we zijn geworden van maak bedrijven in het buitenland. De arrogantie dat we het hier wel beter kunnen dan de rest, moet van de tafel. De gedrevenheid bij jonge mensen elders in de wereld is hoog, dat weet ik uit eigen buitenland ervaring. Dat is prima, maar ook wij moeten laten zien dat we het weer kunnen. Ik ben er van overtuigd dat dit besef er nu gelukkig weer is.
Soms kun je snel met wat knutselwerk zien of je idee of concept überhaupt wel werkt. Als je dit doet, beweegt dat dan, werkt het wel? Voordat je ergens definitief heel veel uren in een computer stopt, moet je wel kijken of het ontwerp wel klopt. Er komen jonge ontwerpers, de laptop gaat open en dan denk ik: zullen we eerst even schetsen? Op papier kun je tekenen, een andere afslag nemen, in de computersoftware ligt het al een soort van vast. Is het schetsen en puzzelen een verloren ambacht? Dat weet ik niet. Ik hoorde dat het gelukkig weer in de tekenlessen wordt opgenomen. Met een snelle schets kun je veel verduidelijken en soms ook mensen overtuigen. Uitwerken kan daarna.
Recentelijk heeft de LIS een goede sessie gehouden om bedrijven te vragen iets te vertellen over het vakgebied en specialisatie. Fantastisch om jonge techneuten aan de tafel te hebben. Wat ik ze dan vooral vertel, dat ze niet moeten bang hoeven te zijn om de rest van hun leven vast zitten in een bepaald soort werk. Dat is niet zo, ze kunnen alle kanten op. Ze kijken bij een productiebedrijf, daar staan machines zo kort mogelijk aan en wordt een product zo snel mogelijk gemaakt. Dan komen ze bij mij en zien een ander werkveld. Vaak onderzoek voor ontwikkeling, prototypebouw. Veel kijken en je eigen plan trekken, wat ook wel weer mag veranderen….
Hier komen wetenschappers, eigenaren van stoeterijen, botenbouwers, artsen, hoogleraren, boekbinders. Vaak met wilde ideeën. Mensen die denken, ik heb mijn pensioen voor de komende 1000 jaar veilig gesteld. Dan komen ze erachter dat het toch wat moeilijker is om hun idee te realiseren. Soms zijn er wetenschappelijke trajecten. Die zijn lang, daarin moet je steeds mee, omdat ze dat niet kunnen versnellen. Onderzoek kan niet per week, soms heb je maanden nodig om iets uit te zoeken. Dan pas komen ze weer langs met het verzoek wat aan te passen. Dan is het prettig om een techneut te hebben die dit ook aan wil gaan.
Er is goede naamsbekendheid van de LIS en Instrumentmakers praten met elkaar. Tijdens de opleiding ontstaat al bijna een soort familieband. Die mede studenten uit je opleiding, waar je nu mee omgaat, zij worden later je vrienden. Die moet je ook op blijven zoeken. Ik spreek nog steeds oud-klasgenoten, soms na lange tijd.
Je moet natuurlijk de juiste techniek beheersen om dingen te kunnen maken. Je kunt wel van alles bedenken, maar als het technisch niet maakbaar is, dan houdt het op. De ervaring groeit met de jaren. Niet alles kun je zelf. Er zijn instrumentenmakers die zich specialiseren. Ik heb een instrumentmaker collega die technisch glasblazer is. Gelukkig wordt vanuit school nog steeds les gegeven in glasblazen. Later kun je dan samen goede ondersteuning zijn voor elkaar. Je kent de basis van het werk van de ander en zo begrijp je elkaar beter.
Wat is het meest bijzondere dat je ooit hebt (mee)gemaakt?
Er zijn er wel een paar! Ik heb in opdracht van Bruno Ninaber van Eyben een relatiegeschenk gemaakt voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bruno Ninaber heeft de opdracht gekregen om het te ontwerpen en daarvan ging het eerste geschenk naar toenmalige president in het Witte Huis. Een heel bijzonder product. Het heeft vooral een verbindende functie. Er staat een mooie tekst op over verbeteren van de wereld. Nou, dat is in deze tijd weer hartstikke actueel.
Er kwam een vraag voor een Amsterdamse Ondernemersprijs. Duncan Stutterheim heeft hem in 2012 gewonnen. Hij heeft als inspiratie mijn ontwerp gebruikt. Het zijn de drie kruisjes uit het logo van Amsterdam in een staander. Als je gaat varen op het IJ en je kijkt naar Noord, dan zie je de Adam toren dat voorheen het Shellgebouw was. Daar staat hij nu in het groot op. Boven op het draaiende restaurant, wat door mijn oude werkgeven NPK Design is bedacht. Natuurlijk heeft Stutterheim geen idee waar die ondernemersprijs ooit verzonnen en gemaakt is, des te leuker om het verhaal te vertellen. Vooral omdat het inkleuren van de rode kleur in Schiedam is gedaan. Eigenlijk wilde ze hem daar blauw maken, als grap…. En inpakken in 010 voetbal papier. Het heeft overigens niets met voetbal te maken, maar dat was lastig uitleggen.
Ik maak speciale verpakkingen voor de BV Cyclotron VU. Dat is een speciale verpakking voor medische isotopen. Eerst was het een soort verfblik, nu heb ik een mooiere variant van de pot gemaakt. Die produceren we inmiddels al jaren. Isotopen zijn radioactief, die gebruik je om goede PET-CT foto’s te maken van specifieke organen voor het opsporen van tumoren. Die oude blikken moesten open met een lelijke klem en dat gaat lastig met handschoenen aan. Nu hebben ze een pot die ze gewoon open kunnen draaien. Die vraag om deze pot in zijn geheel te ontwikkelen is hier gesteld. Dat is heel bijzonder, als een instituut als BV Cyclotron VU, waar heel veel onderzoek wordt gedaan, zo’n specifieke vraag neerlegt bij een eenpittertje in Leiden. Deze verpakkingen gaan de hele wereld over.
Zo zijn er nog vele andere mooie projecten, het is te breed om alles te benoemen. Uiteindelijk gaat het om servicegerichtheid, kwaliteit, samenwerking en vaak een luisterend oor. Maar vooral om vakmanschap en ervaring. Het duurt even voordat je kan laten zien dat je dat goed beheerst. Kamerlingh Onnes heeft het goed gezien, ruim een eeuw geleden. De prof, wetenschapper of bedenker wil een techneut naast zich die het idee kan omzetten in de juiste apparatuur om het onderzoek goed te kunnen doen. Dus is hij een opleiding voor instrumentmakers gaan opzetten.
Het vakgebied is al veel ouder, in een boek over de stadsontwikkeling van Leiden staat al een instrumentmakers bedrijf vermeld. Nu is het zaak om ook oude technieken in stand te houden. Dan is de cirkel rond, en hebben we het weer over het echte instrumentmakers
ambacht.